De kiemkracht van een identiteitsmonster voor het DUS-onderzoek moet zo zijn dat er bij het zaaien van een kleine overmaat zaad voldoende vitale planten opkomen. Dit om te voldoen aan de eisen van de nationale protocollen, CPVO-protocollen en UPOV-richtlijnen.
Bij ouderlijnen kan een lagere kiemkracht worden toegestaan. Als een opkomst van minder dan 70% wordt verwacht, kan besloten worden een beperkte hoeveelheid extra zaden te zaaien.
Identiteitsmateriaal moet op het tijdstip van ontvangst:
In het algemeen mag het zaad geen enkele chemische of andere behandeling hebben ondergaan, behalve als dit toegestaan of vereist is. Behandelingen kunnen de eigenschappen van het zaad maskeren, de kieming en dus de ontwikkeling van het gewas beïnvloeden. Maar ook kunnen behandelingen de bewaarbaarheid van het zaad en (een deel van) het DUS-onderzoek beïnvloeden, zoals in het geval van resistentietoetsen.
Voorbeelden van zaadbehandelingen die niet toegestaan zijn:
Identiteitsmonsters die niet aan de eisen voldoen, worden niet geaccepteerd.
Een overzicht van zaadontsmettingsmiddelen en zaadbehandelingen die wel en niet toegestaan zijn door Rassenonderzoek vindt u hieronder:
Identiteitsmateriaal moet op het tijdstip van ontvangst vitaal, vrij van ziekten of plagen zijn en geschikt zijn voor onderzoek en bewaring. Het materiaal mag geen enkele chemische of andere behandeling hebben ondergaan, waaronder groeiregulatoren.
Bij gewassen waarbij virusziekten voorkomen kan voor het onderzoek routinematig het materiaal getoetst worden. Per gewas gelden hiervoor bepaalde inlevereisen. Deze inlevereisen vindt u op de website van het CPVO. Materiaal dat niet virusvrij is of een ongewenste behandeling heeft ondergaan, kan aanleiding geven tot afwijzing van de aanvraag.
Bij gewassen die vatbaar zijn voor quarantaineziekten moet de aanvrager materiaal inleveren waarvan aantoonbaar is vastgesteld dat het vrij is van quarantaineziekten (bijvoorbeeld met een toetsverklaring). Bij landbouwgewassen kunt u dit vaststellen met een plantenpaspoort.
Identiteitsmonsters die niet aan de eisen voldoen, worden niet geaccepteerd. Afhankelijk van het overzicht kunnen per gewas bepaalde aanvullende voorwaarden worden gesteld.
Voor het gewas aardappel worden naast algemene eisen aan de gezondheid (zoals genoemd bij gezondheid van planten) speciale eisen gesteld. Als virusziekten leiden tot duidelijke symptomen in de te onderzoeken planten, dan heeft de aanwezigheid van virus nadelige gevolgen voor de identiteitsbepaling. Een te hoog aantal viruszieke planten leidt tot een afwijzing van de aanvraag.
Alle ingezonden monsters moeten vrij zijn van bruinrot, ringrot en overige quarantaineziekten (aardappelspindelknolviroïde, Zuid-Amerikaanse virussen en niet-Europese stammen van inheemse virussen). Het in te zenden identiteitsmateriaal dient daarom te worden voorzien van een fytosanitaire verklaring (NAK-certificaat of plantenpaspoort) waaruit blijkt dat het materiaal vrij is van quarantaineziekten.
Materiaal dat niet is voorzien van genoemd NAK-certificaat of plantenpaspoort nemen wij niet in ontvangst en de aanvraag wordt beschouwd als ingetrokken.